Deze website maakt gebruik van cookies. We gebruiken cookies om instellingen te onthouden en je bezoek soepeler te laten verlopen. Daarnaast gebruiken we ook cookies voor de verbetering van de website en het verzamelen en analyseren van statistieken. Lees meer over cookies

Vruchtbaarheidsproblemen door behandeling vaak goed te voorkomen

Zeker als uw kind nog jong is, denkt u er misschien nog amper over na. Maar de behandeling kan hem of haar later eventueel onvruchtbaar maken. Gelukkig er is veel mogelijk om dat te voorkomen, vertellen Madeleine van der Perk en Margreet Veening. ‘Je weet waar je het allemaal voor doet, als een meisje van zeven zegt: ‘Ik wil later ook mama worden!’

Voor ouders telt meteen na de diagnose maar één vraag: wordt mijn kind weer beter? Aan mogelijke onvruchtbaarheid denken ouders meestal niet. Maar voor kinderen die kanker overleven is het een van de belangrijkste langetermijnbijwerkingen van de behandeling. Kinderoncoloog Margreet Veening: ‘Problemen met de vruchtbaarheid merk je pas jaren later. Nu steeds meer kinderen kanker overleven, is er meer aandacht voor dit soort bijwerkingen.’ Iedereen op tijd informeren is belangrijk om te voorkomen dat survivors denken onvruchtbaar of juist vruchtbaar te zijn, terwijl dat misschien niet zo is.

Onverwacht tóch zwanger
Neem het verhaal over een jonge vrouw die als kind nierkanker had. Ze dacht altijd dat ze niet zwanger kon worden. Toen haar buik dikker werd, was ze eerst bang dat de ziekte terugkwam. Maar ze bleek zwanger. Arts-onderzoeker Madeleine van der Perk: ‘Het is dus belangrijk om eventuele onvruchtbaarheid op tijd te bespreken met alle kinderen en ouders. En dat is meer dan alleen maar kort zeggen dat het een mogelijke bijwerking is.’

Risico’s vooraf bespreken
De werkgroep onco-fertiliteit (kanker en vruchtbaarheid, red.) wil alle gezinnen bij het begin van de behandeling goed informeren. Verpleegkundig specialist onco-fertiliteit Irene IJgosse schat bij nieuwe kinderen samen met de hoofdbehandelaar de risico’s op onvruchtbaarheid in. In alle rust bespreekt ze deze daarna met kind en ouders. En ze vertelt hoe latere vruchtbaarheidsproblemen te voorkomen zijn. Meisjes met een hoog risico op onvruchtbaarheid verwijst ze door naar de fertiliteits-gynaecoloog. Van der Perk: ‘Het is vaak een grote opluchting dat er wat kan worden gedaan. Bovendien: als iemand komt praten over later, geeft dat vertrouwen dát er een ‘later’ is.’

Invriezen voor later
UMC Utrecht-gynaecoloog Annelies Bos vertelde vorig jaar in de oudernieuwsbrief al over de mogelijkheden. Jongens in de puberteit kunnen zaadcellen invriezen en meisjes eicellen of eierstokweefsel. Van der Perk: ‘Dat weefsel kun je later terugplaatsen. Maar omdat je eventueel uitgezaaide kankercellen niet per ongeluk wilt terugplaatsen, werken we ook hard aan nieuwe technieken. Bijvoorbeeld eicellen laten uitrijpen buiten het lichaam. En het ontwikkelen van kunstmatige eierstokken.’

Ontwikkelingen in research
Het onderzoek naar vruchtbaarheidsrisico’s gaat razendsnel. Onderzoekers van het Máxima bestuderen bijvoorbeeld de schade van de behandeling en het opwerken van stamcellen uit ingevroren zaadbalweefsel van jonge jongens. Van der Perk: ‘Vroeger haalden kinderen met kanker de vruchtbare leeftijd meestal niet eens. Nu is dat anders. Je weet waar je het allemaal voor doet als een meisje van 7 je vertelt: ‘Ik wil later ook mama worden!’

Meer informatie
In Attent, het tijdschrift van de VOKK, nr. 4 2018 een artikel over vruchtbaarheidsbehoud en kinderkanker. Heeft u vragen over vruchtbaarheid en de behandeling van uw kind? Vraag ernaar bij de behandelend arts of de verpleegkundig specialist. Of stuur een mail aan Irene IJgosse: vs-fertiliteit@prinsesmaximacentrum.nl.

In de werkgroep onco-fertiliteit zitten kinderoncologen van alle afdelingen: dr. M.A. Veening (hemato-oncologie), prof. dr. M.M. van den Heuvel-Eibrink (solide tumoren), dr. M.D. van de Wetering (neuro-oncologie), dr. A.B. Versluys (stamceltransplantatie afdeling). Ook zijn dr. A.W.F. van der Steeg (kinderchirurg), dr. A.M.E. Bos (fertiliteitsgynaecoloog), dr. A.J. Klijn (kinderuroloog) en H.M. van Santen (kinderendocrinoloog) betrokken. Ook nemen onderzoekers, verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers, psychologen en maatschappelijk werkers deel. Zo werken zorg en onderzoek nauw samen.