Deze website maakt gebruik van cookies. We gebruiken cookies om instellingen te onthouden en je bezoek soepeler te laten verlopen. Daarnaast gebruiken we ook cookies voor de verbetering van de website en het verzamelen en analyseren van statistieken. Lees meer over cookies

Iris (26) over de LATER-poli

Iris (26) was tien toen ze de diagnose acute lymfatische leukemie kreeg. Ze zat in groep zeven. Er volgde een onzekere periode waarin zij zich niet altijd even gehoord heeft gevoeld. Totdat de LATER-poli in het Prinses Máxima Centrum opende.

Toen

‘Ik was veel sneller moe en ook aan het afvallen,’ vertelt Iris. ‘Na een controle bij de huisarts bleek dat het niet goed was. Ze ontdekten acute lymfatische leukemie en ik werd opgenomen in het Sophia Kinderziekenhuis. Wat leukemie precies inhield wist ik niet, ik had geen flauw idee. Ik dacht dat het pfeiffer was.

Er volgde een lastige periode. Vooral toen Iris ‘niet meer tot de kinderafdeling behoorde’ en de puberteit in ging. ‘Ik zat in een fase waarin ik van school veranderde en nieuwe vrienden ontmoette. Dat is best moeilijk met die diagnose erbij. Maar ook de testen om te kijken of je wel vruchtbaar bent. Iets waar je op jonge leeftijd nog helemaal niet mee bezig bent, maar nu ineens heel belangrijk is. Wat ik merkte, was dat ik alles zelf een beetje moest uitzoeken.

Uiteindelijk heb ik, rond mijn achttiende, zelf contact opgenomen met dokter van Noesel. Ik mailde hem met de vraag waar ik heen moest om dit soort dingen uit te zoeken, en dat ik niet wist waar ik aan toe was. Toevallig vond ik dit mailtje deze week nog. Hij reageerde dat er binnenkort één centrale LATER-poli zou openen, in het Prinses Máxima Centrum.’

Nu

‘De LATER-poli in het Máxima is een apart gedeelte, weg van de zorgkant. Dat alleen al is voor mij heel fijn, omdat het confronterend blijft de zieke kindjes te zien. Voor het eerst had ik het gevoel dat ik niet alleen was. Enerzijds draag je hier bij aan de wetenschap, en anderzijds kan ik hier altijd terecht als er iets is. In de LATER-poli wordt er meegedacht over wat er beter kan en waarin ze ons kunnen begeleiden. Het is niet alleen medisch, maar het gaat ook over bijvoorbeeld werk en school. Mensen doen hier echt hun best om te investeren in ons als patiëntengroep en dat vind ik heel bijzonder.

Volgende week studeer ik af. Ik heb geneeskunde gestudeerd, een opleiding van acht jaar. Dat, terwijl ik eigenlijk binnenhuisarchitect wilde worden. In de verpleging zeiden ze altijd ‘Jij wordt dokter!’ maar ik moest daar toen niét aan denken. Ik kwam al genoeg in ziekenhuizen. Later ging het kriebelen. Hadden ze dan toch gelijk? Ik besloot een open dag te bezoeken en was meteen verkocht. Hoe mooi zou het zijn als ik na alle chemo’s arts kan worden en ook iets terug kan doen, dacht ik. Dat is gelukt.

Na de vakanties start ik als zaalarts op de spoedeisende hulp van het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft. Iets wat ik het allerliefst wil doen. Tevens een emotioneel moment voor mijn ouders. Zij hebben zoveel zorg en verdriet gehad toen ik ziek was. Dat ze mij nu zien afstuderen als basisarts, doet ze heel veel. 

Eens in de drie jaar bezoek ik de LATER-poli in het Máxima weer. Dan wordt er een echo van mijn hart gemaakt, bloed geprikt en praten we over hoe het gaat. Een heel fijn idee.’