Deze website maakt gebruik van cookies. We gebruiken cookies om instellingen te onthouden en je bezoek soepeler te laten verlopen. Daarnaast gebruiken we ook cookies voor de verbetering van de website en het verzamelen en analyseren van statistieken. Lees meer over cookies

Minder misselijkheid bij kinderen met kanker

Misselijkheid wordt door kinderen met kanker omschreven als één van meest vervelende bijwerkingen van de behandeling. 40 % van de kinderen heeft er last van. Verpleegkundig onderzoek wijst uit dat signalering en begeleiding voor kinderen die zich misselijk voelen, belangrijk is. Daarnaast kunnen medicatie en voedingstips helpen.
Rosanne Been, kinderoncologieverpleegkundige en klinisch epidemioloog, doet onderzoek naar misselijkheid bij kinderen in het Máxima. Met behulp van gegevens die de afgelopen vijf jaar zijn verzameld in KLIK (Kwaliteit van Leven in Kaart) onderzoekt ze hoe vaak misselijkheid bij kinderen met kanker voorkomt, wat risicofactoren zijn en wat de impact van misselijkheid is op kwaliteit van leven. Zij vertelt: ‘Drie maanden na de diagnose heeft ongeveer 40% van de kinderen last van misselijkheid. Gelukkig neemt dit percentage gedurende het eerste jaar van de behandeling iets af. Bepaalde typen chemotherapie hebben als bijwerking dat kinderen in meer of mindere mate last kunnen krijgen van misselijkheid. Daarnaast hebben sommige kinderen last van misselijkheid door het type kanker, dit is bijvoorbeeld het geval bij bepaalde hersentumoren.’

Signalering

Kinderen krijgen tijdens een chemokuur medicijnen die ervoor zorgen dat de misselijkheid onderdrukt wordt. Rosanne: ‘Oudere kinderen kunnen het zelf goed aangeven als ze misselijk zijn. Bij jonge kinderen is het soms moeilijker te zien. Vaak leren ouders gedurende het ziekteproces de signalen van misselijkheid bij het kind kennen en kunnen dan snel aan de bel trekken. Artsen zorgen ervoor dat er anti-misselijkheidsmedicatie voorgeschreven wordt, die passend is bij de situatie van het kind.’

Voedingstips

Naast de medicamenteuze behandeling zijn er ook andere manieren om misselijkheid te verminderen, vertelt Rosanne. ‘Sommige kinderen met kanker krijgen sondevoeding die zij niet goed verdragen als zij misselijk zijn. Een diëtist kan meedenken over bijvoorbeeld andere sondevoeding of meer tips geven over eten en drinken waardoor een kind minder last heeft van misselijkheid. Zo kan een waterijsje soms helpen. Daarnaast krijgen kinderen het advies om regelmatig kleine beetjes te eten en te drinken, want een lege maag kan de misselijkheid verergeren.’ Lees hier meer tips uit het Máxima tegen misselijkheid.

Angst en bezorgdheid

Misselijkheid komt daarnaast bij ongeveer 20% van de kinderen voor als ze denken aan medische behandelingen. ‘Bezorgdheid over de ziekte, angst voor behandelingen en pijn kunnen risicofactoren zijn voor misselijkheid. Verpleegkundigen en medisch pedagogisch zorgverleners leren de kinderen tijdens het behandeltraject goed kennen en kunnen vaak goed met ze praten over de bezorgdheid en angst die ze ervaren. Daarbij helpen ze de kinderen bij het verminderen van angst voor medische handelingen. Dit kan dus weer bijdragen aan het verminderen van misselijkheid. Met het hele team proberen we er zo snel mogelijk voor te zorgen dat de misselijkheid afneemt,’ aldus Rosanne Been.

Meten van misselijkheid

In het Máxima worden verschillende (verpleegkundige) onderzoeken gedaan om de mate van misselijkheid te kunnen meten. Els Haverkate, een van de kinderverpleegkundigen die ook verpleegkundig onderzoek doet, vertelt: ‘Beheersing van misselijkheid is een uitdaging. Veel kinderen hebben er last van, voelen zich niet goed en dat willen we zoveel mogelijk voorkomen. Om misselijkheid beter te kunnen herkennen en daarmee ook beter te kunnen behandelen, bestaan er twee meetinstrumenten, de Pediatric Nausea Assessment Tool (PeNAT) en de Baxter Retching Faces (BARF) schaal. Ik heb 34 kinderen van 4 - 18 jaar gevraagd wat ze vinden van de meetinstrumenten aan de hand van een vragenlijst. Het blijkt dat de kinderen beide instrumenten goed vinden om aan te geven hoe misselijk zij zich voelen. Natuurlijk moeten we rekening houden met verschillende leeftijdsgroepen in de communicatie. Het BARF-instrument werkt met gezichtjes (smileys) en dat werkt goed om de mate van misselijkheid te bepalen. We doen nu vervolgonderzoek in een grotere groep kinderen. Uiteindelijk hopen we een meetinstrument voor misselijkheid te gaan gebruiken in het Máxima, net zoals bijvoorbeeld die voor pijn. Zo kunnen we misselijkheid nog beter herkennen en het behandelen. Want dit maakt de zorg voor kinderen met kanker beter.’