Wat doet je afweer?
Je afweer houdt indringers buiten de deur. Als ze tòch binnendringen, ruimen de witte bloedcellen ze op. Er zijn verschillende soorten witte bloedcellen met allemaal een eigen taak. Er zijn bijvoorbeeld ‘poortwachters’ die gevaarlijke cellen en stoffen herkennen. Zodra ze een indringer zien, sturen ze een signaal naar de andere witte bloedcellen om de indringer op te ruimen.
Aangeboren en aangeleerd
Een deel van je afweer werkt al meteen bij je geboorte. Hieronder valt bijvoorbeeld het slijmvlies in je neus dat bacteriën en virussen vangt. Ook als je vinger klopt na een wond is je aangeboren afweer aan het werk. Je aangeboren afweer reageert snel, maar is niet zo doelgericht.
Het aangeleerde deel van je afweer is slimmer en doelgerichter. Het onthoudt elke nieuwe indringer, zoals een virus of bacterie, en herkent die de volgende keer. De T-cellen en B-cellen zijn belangrijke witte bloedcellen in je aangeleerde afweer. Zij helpen onder andere bij het onthouden en opruimen van indringers zodat je de volgende keer niet ziek wordt.
Indringers herkennen
De afweer herkent indringers aan de hand van een soort vlaggetjes op het oppervlak van cellen. Elke cel en elk stofje heeft een unieke vlaggetjes: een huidcel heeft bijvoorbeeld heel andere vlaggetjes dan een niercel. Al je eigen cellen hebben een ‘dit-ben-ikzelf-vlaggetje’ zodat je afweer ze met rust laat.
Afweer en kanker
Kanker is eigenlijk geen indringer, maar ontstaat als een gewone lichaamscel ontspoort, zich ongeremd gaat delen en blijft groeien. Als de poortwachters van de afweer een kankercel tegenkomen, denken ze vaak dat ze die kunnen doorlaten. Ook hebben kankercellen allerlei trucjes om de afweer te omzeilen. Daarom heeft de afweer hulp nodig bij het herkennen en opruimen van kankercellen: immunotherapie. Dit is een relatief nieuw soort behandeling voor bepaalde kinderen en volwassenen.
Antilichaamtherapie
Er zijn verschillende soorten immunotherapie. De meest voorkomende zijn antilichaamtherapie en celtherapie. Bij antilichaamtherapie herkent het medicijn een vlaggetje dat alléén op de kankercellen zit en bindt zich daaraan. Hierdoor herkennen de afweercellen de kankercellen veel makkelijker. Antilichaamtherapie geeft dus de afweercellen een zetje om de kankercellen aan te vallen en te vernietigen. De afweercellen onthouden het vlaggetje op de kankercellen en zijn hierdoor waakzamer als de kanker terugkomt. Een voorbeeld van immunotherapie met antilichamen is anti-GD2-therapie voor kinderen met neuroblastoom.
Celtherapie
Bij celtherapie worden de eigen afweercellen tegen de kanker ingezet. T-cellen, een bepaald soort witte bloedcellen, worden uit het bloed gehaald (geoogst) en in het laboratorium zo bewerkt dat ze kankercellen herkennen en aanvallen. Hierna worden ze via een infuus teruggegeven en komen ze in actie tegen de kanker. Ook bij celtherapie onthoudt het afweersysteem het vlaggetje van de kankercellen. Zo kan de afweer meteen weer aanvallen als de kanker terugkomt. Een voorbeeld van celtherapie is CAR T-celtherapie voor sommige kinderen met acute lymfatische leukemie (ALL).
Wil je weten hoe CAR-T werkt, bekijk dan deze video:
Onderzoek
Immunotherapie is de nieuwste soort behandeling voor kanker. Voor sommige kinderen met neuroblastoom of ALL is het al onderdeel van hun behandeling. In het Máxima en in de rest van de wereld doen wetenschappers veel onderzoek. Ze proberen de bestaande immunotherapie te verbeteren, want deze slaat niet bij alle kinderen aan of werkt na een tijdje niet meer, bijvoorbeeld omdat de kankercellen hun code aanpassen. Ook werken wetenschappers aan de ontwikkeling van immunotherapie voor meer vormen van kanker.